Na alles netjes opgeruimd te hebben en mijn kamer mooi gemaakt te hebben, besloot ik de badkamer op te ruimen en even snel met de borstel door de kamer te gaan. Bij het verlaten van de kamer vond ik een papiertje op de grond met de code van de poort en ook een psalm geschreven, Psalm 142 (143).
Ik begaf me naar de kerk. Hier zat ik op een tribune, en het geheel van de kerk was afgesloten voor buitenstaanders. Alleen de zusters en de priester konden het alter bereiken. Voor de offerande opende de priester een deur waarlangs de offerande werd toegediend, op een heel speciale manier. Hij stond in het midden van de deur, vergezeld door een zuster met een kaars naast hem. Na de offerande moest ik terug naar boven gaan voor de verdere dienst. Ik had ook een groep schouts opgemerkt, die ik eerder had gezien in de bossen in de omgeving.
Na de eredienst ging ik naar beneden om mijn rugzak te pakken. Daar kwam ik de zuster tegen die me had ontvangen. Ze vroeg of ik goed geslapen had, waarop ik positief antwoordde. Ik bedankte haar nogmaals voor alle zorgen die ze geboden had. Ze wenste me een goede reis en een behouden aankomst. Voordat ik vertrok, overhandigde ze me nog een pakje sandwiches. Nadat ik afscheid had genomen, vervolgde ik mijn weg. Ik wilde naar de abdij gaan, maar deze was nog niet open.
Na het vervolgen van de GR langs de weg en daarna de bossen in te gaan, kwam ik van wijnveld naar wijnveld in Carcès aan.
In de kerk van Carcès vond ik wat verkoeling. Kerken zijn altijd aangenaam fris in dit zonnige weer. Na een tijdje kwam er een priester binnen die spullen kwam halen die een pelgrim vergeten was. Hij vertelde me over een groot treffen van pelgrims en wandelaars in Cotignac. Hij noemde verschillende mooie ontmoetingen en plaatsen daar. Hij wenste me geluk met mijn verdere reis en zei zelfs dat hij me daar zou zien.
Ik twijfelde nog of ik daar naartoe zou gaan, maar het was nog vroeg op de dag, dus besloot ik te vertrekken. Het was ongeveer 7 km verder, grotendeels door bossen en velden. Op een van die velden was een wijnboer aan het besproeien. Hij stopte even om met me te praten.
Zijn naam was Guido, van Italiaanse afkomst. Hij vroeg me wat mijn plannen waren en of ik van plan was mijn reis af te maken. Ik vertelde hem dat ik dat zeker van plan was, omdat ik anders al het voorafgaande zou verspillen. Hij vond het idee van een collectief landbouwterrein een goed idee, maar waarschuwde me ook om aan mezelf te denken, omdat ik al 60 was en de tijd kort was. “Denk ook aan je kleinkinderen,” zei hij. Zijn woorden lieten me nadenken. Hij gaf me een ander perspectief en bracht me aan het twijfelen over mijn aanpak.
Ik arriveerde in Cotignac, waar een rommelmarkt aan de gang was en het dorp vol mensen was. Het klooster lag nog 3 km verder, maar ik hoorde dat er geen plaats meer was. Ik sprak met anderen en hoorde dat er iemand uit Montfoort me op maandag kon huisvesten, wat betekende dat ik al verder zou zijn tegen die tijd.
De meesten van hen gingen uit eten in een restaurant. Ik trok me terug in de kerk en wachtte tot deze zou sluiten, maar kon geen telefoonnummer van een priester vinden. De persoon die de kerk sloot, kon me geen onderdak bieden, maar hij wees me wel een plekje in het dorp waar ik kon slapen. Het was achter het kerkhof in een olijfveldje. Ik installeerde me en ging niet veel later slapen. Bij het sluiten van mijn slaapzak merkte ik dat deze niet meer goed sloot. Dit was een reparatie die de volgende dag moest gebeuren. Gelukkig had ik mijn flanelle deken in de slaapzak gestoken, zodat ik me goed kon afdekken. De muggen waren ook aanwezig, maar zodra het koud werd, verdwenen ze.