Ik heb vannacht goed geslapen, alleen met mijn slaapzak en zonder zeil. Er was wel veel licht, waarschijnlijk van de maan. Vanochtend heb ik me snel aangekleed en een extra hemd aangetrokken, hoewel alles met korte mouwen is. Het is een beetje fris zonder trui, maar de zon komt al door en begint de warmte te verspreiden. Ik moet terug naar het dorp, want ik moet de andere kant op. Er zijn twee wegen: een langs de onderkant die door het industrieterrein gaat, en de andere die nog door de heuvels slingert. Ik kies voor de heuvels, waar het nog lekker koel is in de schaduw. Ik neem een pauze in het volle zonnetje; het is pas 8:30 uur en alles is nog rustig. Op de achtergrond hoor ik het geluid van schapen, die ik herken aan de klokken die ze dragen.
Eenmaal bovenaan de heuvel kom ik bij een oude toren die omgevallen is, maar waarvan de ronde vorm nog steeds overeind staat als een soort ingangspoort. De afdaling is behoorlijk steil en ik moet goed oppassen voor uitglijden op de keien.
Beneden bij de huizen aangekomen, roept een dame vanuit haar tuin naar me. Ze vraagt of ik iets wil drinken, en ik besluit terug te gaan en haar aanbod aan te nemen. Ze schenkt me wijn in een bekertje en we maken een praatje. Ze blijkt uit Calabria te komen en vertelt me over haar leven. Na een vriendelijk afscheid vervolg ik mijn afdaling.
Bij een groenteboer koop ik wat aardappelen, uien en bananen, en dan ga ik weer verder. Ik volg de grote weg tot aan de snelweg, steek die over en volg een stuk van de snelweg.
De route langs de rivier is echter volledig weggevaagd door overstromingen en afsluiting van de rivier. Ik moet een andere weg kiezen om mijn bestemming te bereiken. Het kost wat tijd, maar uiteindelijk besluit ik ergens in een olijfgaard te overnachten.