
Die nacht was geen uitzondering. Ik draaide veel, de koude en het harde hout van de bank maakten het lastig om echt in slaap te vallen. Het had lichtjes geregend, meer een fijne dauw dan een echte stortbui, en ik was opgelucht dat ik binnen had geschuild. Tegen de ochtend, toen het licht werd, besloot ik mijn weg weer te vervolgen door de velden, blij dat er voor de verandering wat meer natuur en minder asfalt voor me lag.
Alvorge was het volgende dorp dat ik doorkruiste. Opvallend waren de geglazuurde tegels met afbeeldingen van heiligen die aan de gevels van de huizen prijkten. Toch was er iets wat me opviel in de kapellen die ik passeerde: waar ik normaal een Maria-beeld zou verwachten, stond nu alleen een Christus aan het kruis. Het gaf me een ander gevoel, alsof de pelgrimage zelf zwaarder en serieuzer werd.
De weg bracht me terug naar scherpe heuvels, deze keer omringd door bossen en landbouwakkers. Ik genoot van de natuurlijke omgeving, ver weg van de drukte van het asfalt. Toch merkte ik dat telkens wanneer ik een groepje huizen naderde, de weg weer veranderde in harde stenen, alsof de natuur daar plotseling plaats moest maken voor de menselijke wereld.
De lucht bleef dreigend, grijze wolken hingen zwaar boven me, maar de regen bleef vandaag uit. Voor het eerst in dagen zag ik enkele andere pelgrims, al liepen zij in de tegenovergestelde richting. We begroetten elkaar kort, de klassieke groet tussen wandelaars die elkaar zelden kruisen. Ze keken verbaasd, alsof ze niet wisten dat ik in de richting van Fatima liep, een pelgrimsoord dat voor velen minder bekend is dan Santiago.
Mijn route volgde de sporen van een carmelietes, de laatste van haar klooster, die haar intrede had gedaan in een nabijgelegen karmelietenklooster. Deze Camino begon op precies 111 kilometer van het eindpunt, een getal dat de drievuldigheid symboliseert.
In Ansiño, waar ik een keuze moest maken tussen twee verschillende routes, besloot ik een pauze te nemen in een kleine bar. Terwijl ik mijn telefoon oplaadde en genoot van een koffie, overwoog ik welke weg ik zou nemen. Uiteindelijk koos ik ervoor om verder te gaan naar de rand van de stad, waar ik een geschikte schuilplaats kon vinden voor de regen die voor die nacht werd voorspeld.
Het was nog lang geen avond en de schemering liet op zich wachten, maar verdergaan leek geen zin te hebben. De weg verder bestond alleen maar uit land en heuvels, en ik had geen zin om in het donker op zoek te moeten naar onderdak. Terwijl ik wachtte, werd het kouder. Ik zat stil op een bank in het park, terwijl de temperatuur langzaam daalde. Maar ik wist dat mijn plek veilig zou zijn zodra iedereen binnen voor de tv zat. Dan zou de wereld weer stil worden, en hopelijk zou de nacht me eindelijk wat rust gunnen.