

Het eerste tikken van de pelgrimsstokken op het asfalt wekte me uit mijn lichte slaap. Door het smalle gaatje, onder mijn slaapzak zag ik hen voorbijtrekken, vastberaden, hun voeten die het tempo van hun harten volgden, richting Santiago de Compostela. De frisse ochtendlucht bracht een belofte van een nieuwe dag, een dag vol mogelijkheden, en ik voelde de vertrouwde kriebel van anticipatie in mijn borst. Vandaag was weer een stap dichter bij het einde van deze bijzondere reis.
Na wat gespit in mijn rugzak, vond ik mijn ontbijt. Straks zou ik een plekje zoeken om het op te eten, misschien ergens op een bankje waar de opkomende zon mijn gezicht zou strelen. De stad O Milladoiro was niet ver meer, en de gedachte aan een rustige zondagochtend op een verlaten straat deed me glimlachen. Zodra ik daar aankwam, koos ik een brede avenue uit, zonder verkeer, perfect om mijn ontbijt in alle rust te nuttigen. De warmte van de zon brak door de wolken heen, en terwijl ik mijn calorieën aanvulde, voelde ik hoe mijn lichaam zich klaarmaakte voor de volgende etappe. De stad was nog in diepe rust, slechts af en toe begroette een vroege wandelaar mij met een nieuwsgierige blik terwijl hij zijn hond uitliet.
Maar zoals altijd na een rustpauze, protesteerden mijn benen bij de eerste stappen. De pijn in mijn tenen herinnerde me aan de vele kilometers die ik al had afgelegd, en de vele die nog voor me lagen. Toch, na een paar meter, begon het ritme van de stap me weer te omarmen, en de weg riep me, met al zijn beloften en geheimen.
De kilometers verstreken en ik merkte dat de asfaltwegen talrijker werden, de landweggetjes steeds schaarser. Van dorp naar dorp trok ik, de N550 altijd in de buurt, als een stille metgezel. Elk dorp was als een oase, een klein onderbreking in de reis, waar ik even op adem kon komen voordat de weg me weer verder leidde. De heuvels vermijdend, volgde ik de oude paden, de communicatieaders van de gemeenschappen die hier al eeuwen leefden.
Bij mijn aankomst in Padrón was het duidelijk dat de stad ontwaakte. De straten vulden zich met mensen die zich naar de parkeerplaatsen buiten de stad haastten. Ik begaf me naar de eerste bakker die ik zag, de geur van vers brood lokte me naar binnen. Een integraal brood leek me het perfecte proviand voor de komende kilometers. Terwijl ik verder de stad in afdaalde, vond ik een volkscafé, precies wat ik nodig had. Vol met energie en leven, een plek waar de lokale bevolking samenkwam om de dag te beginnen.
Binnen vond ik een leeg tafeltje. De zachte gloed van een stopcontact naast me deed me beseffen dat mijn telefoon bijna leeg was. Perfect, dacht ik, terwijl ik mijn apparaat aansloot. Ik bestelde een koffie met melk en liet me onderdompelen in de sfeer van de plek. Pas toen de tv boven mijn hoofd aangaat, begreep ik waarom deze plek vrij was gebleven. De enorme televisie trok de aandacht van de andere gasten, hun grimassen en gebaren maakten deel uit van een gesprek waarin ik geen deelnemer was, maar een stille waarnemer.
Twee uur lang zat ik daar, genoot van mijn koffie en schreef in aan mijn blog. De wereld ging zijn gang, maar niemand leek zich aan mij te storen. Af en toe ving ik een blik, een knik, een stille groet van een mede-pelgrim of een lokale bewoner, maar verder was ik alleen met mijn gedachten en mijn woorden. Het was een moment van rust, een moment van introspectie voordat de weg me weer zou oproepen.
Toen het tijd werd om verder te gaan, verliet ik de stad, geleid door de gps op mijn telefoon. De weg leidde me naar Pontesecures, een kleine plaats net buiten Padrón. Hier volgde ik een pad langs de buitenkant van de stad, dat me even door het bos leidde, ver weg van het asfalt, door de stilte en de schaduw van de bomen. Het was een welkome afwisseling, een moment om mijn gedachten te verzetten en mijn ziel op te frissen.
In San Miguel besloot ik te stoppen. De kerk in het dorp trok me aan, en ik installeerde me naast de open deuren, die aan de binnenkant waren voorzien van een stalen traliedeur om bezoekers op afstand te houden. Een klein kastje voor het aansteken van een kaars trok mijn aandacht; voor vijftig cent kon ik een lichtje laten branden, een stille wens naar de hemel sturen.
Ik wachtte tot de nacht zijn mantel over het land legde, de kleuren van de dag vervangend door de duisternis. De zonsondergang kondigde het einde van de dag aan, en ik voelde de vermoeidheid in mijn lichaam toenemen. Een man kwam de kerkdeuren sluiten, groette me kort maar besteedde verder geen aandacht aan de pelgrim die bij de ingang zat. De schijnwerpers aan de buitenkant gingen aan, en ik zocht een donker plekje achter een muurtje, weg van het directe licht.
In de verte hoorde ik het zachte geroezemoes van een feestje in de vallei, een laatste echo van de dag die voorbij was. Ik kroop in mijn slaapzak, beschermd tegen wind en regen, en sloot mijn ogen. Mijn gedachten vervaagden, en terwijl de nacht zich over me heen legde, wist ik dat morgen weer een nieuwe dag zou zijn. Een dag vol nieuwe avonturen, nieuwe ontmoetingen, en misschien, een stap dichter bij mijn bestemming.