Dag 19 Condeixa-a-Nova tot Alvorge 15,6 km

De volle maan wierp haar bleke gloed over het landschap, alsof ze elke schaduw deed verdwijnen. Ik lag daar, tussen de olijfbomen op een bank van boomstammen, maar geen enkele houding leek me comfortabel genoeg om in slaap te vallen. Van links naar rechts draaien, zonder rust. Was het de energie van de maan die me wakker hield? De harde bank of de kou die langzaam in mijn slaapzak kroop? Nee, het was iets anders. Er was een onderhuidse onrust, een knagend gevoel dat me dwong na te denken over wat er nog moest gebeuren. Het einde van iets naderde, en er moesten beslissingen genomen worden. Defensieve keuzes die geen uitstel meer konden verdragen.

Mijn gedachten dwaalden steeds terug naar het project dat mijn geest en lichaam in zijn greep hield. Zoveel te doen, zoveel plannen die dit jaar nog werkelijkheid moesten worden. Maar er was ook iets anders dat aan me trok: een verlangen om opnieuw te vertrekken, opnieuw te zwerven, nog een jaar lang. Ik dacht terug aan mijn tijd op de Camino del Norte en de Primitivo, de paden die ik had gevolgd en de mysteries die ik toen nog niet helemaal had begrepen. Misschien zou ik terugkeren, vanuit België deze keer, en de reis opnieuw beleven.

Uiteindelijk stond ik op. Als de maan mijn slaap zou verstoren, kon ik net zo goed mijn weg verder zetten. Het was koud en vochtig, een handdoek over mijn schouders om de kou te weren terwijl ik snel iets kleins at. Mijn pullover zat te diep in mijn rugzak, en ik had geen zin om het gedoe aan te gaan om hem eruit te halen. Binnen een paar minuten zou ik toch weer in beweging zijn, en dan zou ik vanzelf wel warm worden.

Langzaam daalde ik af langs een kiezelweg, langs oude ruïnes die me herinnerden aan tijden die al lang voorbij waren. Bij de brug over de rivier Mouris, waar al maanden geen water meer doorheen stroomde, zette ik mijn tocht voort. De rivierbedding leek verlaten, vergeten door de tijd. De natuur had hier haar greep verloren, net zoals ik mijn greep op de tijd verloor tijdens deze eindeloze zwerftocht.

Even later kwam ik aan bij een donnativo stand – de eerste die ik in Portugal had gezien. Alles was aanwezig, en ik schonk mezelf een koffie in. De eigenaar, Nicola, was er ook, en we raakten in gesprek. Hij vertelde me hoe het leven was als eigenaar van een donnativo: zwaar, soms ondankbaar. Veel pelgrims begrepen het concept niet of bedankten nauwelijks. Zijn ogen werden zachter toen hij sprak over een Fransman die de tuin verzorgde, ondanks het gebrek aan water. Het water moest van 500 meter verderop gehaald worden met een kar. De grond, ooit een wijngaard, was droog en moeilijk bewerkbaar. Ze waren nog lang niet klaar, eerst moest er voldoende compost zijn voordat er iets kon groeien.

We praatten verder over het leven, over geloof en energie, over de onzichtbare krachten die ons allemaal leken te sturen. Na drie uur had ik voldoende gehoord. Ik had de informatie verzameld die ik nodig had, nieuwe ideeën die in mijn hoofd rondspookten. Tijd om verder te gaan.

Het volgende deel van de route was vlak en rustgevend, tussen de olijfbomen en wijngaarden. De droogte had de landbouw hier bijna onmogelijk gemaakt. Terwijl ik tussen de heuvels laveerde, bleef ik in de vallei lopen. In het dorp Rabacál vulde ik mijn voorraden aan, en bij het verlaten van het dorp nam ik een pauze om mijn telefoon op te laden.
Met een opgeladen batterij en nieuwe energie van de koffie, zette ik mijn weg voort over de landwegen. De nacht begon langzaam te vallen, en ik wist dat het tijd was om een schuilplaats te zoeken. De kans op regen maakte me voorzichtig; ik zocht iets met een afdak. Verschillende schuurtjes stonden langs de weg, maar de meeste waren overvol met gereedschap en rommel. Uiteindelijk vond ik er een dat er vervallen uitzag. Bij nader inzien was het vooral de deur die in slechte staat was, maar binnen was het droog en er stond zelfs een oude bank.

Ik maakte alles een beetje schoon, at wat, en nestelde me uiteindelijk in mijn slaapzak. Beschut tegen de elementen voelde ik me veilig, al zou ik pas morgen weten of dat gevoel terecht was. Voor nu gaf ik me over aan de nacht, en hoopte ik dat de slaap eindelijk zou komen.
 

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *