Dag 178 O Cotòn Negro tot Santa Mariña 28,6 km

 
De ochtend brak aan met de eerste schemering van licht die door de bomen sneed, terwijl de dauwdruppels als kleine diamanten schitterden op de bladeren. Het was een ochtend die ons verwelkomde met een zachte koelte, een welkome afwisseling na de warme dagen die we al hadden doorgemaakt. Terwijl ik me uitstrekte, zag ik dat Sofie rechtop in haar slaapzak zat, haar ogen nog half gesloten. Ze rilde. Ondanks dat we uit de wind lagen, was de kilte van het vochtige bos diep in haar door gedrongen.
“Ik heb een goede nacht gehad,” begon ik zachtjes, terwijl ik het vuurtje installerde om koffie te maken voor ons alle. “Maar Enrico heeft niet kunnen slapen tot drie uur.”
Sofie keek me vragend aan, haar ogen vol bezorgdheid. “Waarom niet?”
“Hij kon de slaap niet vatten. Hij heeft alles ingepakt, geprobeerd zijn gedachten tot rust te brengen, maar het hielp niet echt,” antwoordde ik terwijl ik haar een warme kop koffie aanreikte. Ze glimlachte dankbaar, sloot haar handen om de beker en nam een slok.
Na het ontbijt pakten we alles in en begaven ons terug op de asfaltweg, op weg naar Ponte Maceira. Het was een prachtige route, langs een schilderachtige rivier die zich over rotsen stortte en kleine watervallen vormde. Twee oude watermolens stonden statig aan de linkerkant, hun stenen muren getekend door de tijd. We liepen langs het pad, genietend van de rust en de natuur, de zon die langzaam opkwam en ons verwarmde.
In Negreira stopten we voor een snelle pauze en om enkele inkopen te doen in een groot warenhuis. Sofie was zichtbaar opgelucht toen ze eindelijk een toilet vond; ik glimlachte om haar blijdschap, wetende hoe ongemakkelijk het voor haar kon zijn onderweg. Terwijl we verder gingen, veranderde de asfaltweg in een bospad, en de bomen boden ons enige bescherming tegen de steeds feller wordende zon.
“Ik ga even van schoenen wisselen,” zei Sofie plotseling. “Jullie kunnen alvast doorlopen.”
Enrico en ik knikten en liepen verder, totdat we een kleine bar zagen opdoemen aan de kant van de weg. “Perfecte timing,” zei Enrico terwijl hij naar binnen ging om een cola te halen. We namen plaats op het terras, en ik zag hoe hij een sandwich bestelde, iets wat hij onderweg nog zou kunnen eten.
Na de korte pauze gingen we weer op weg, totdat we het dorpje Vilasería bereikten. Hier liet ik Enrico achter bij een Albergo, waar hij besloot te blijven om te werken aan de artikelen die hij nog moest afronden voor de universiteit. Terwijl ik afscheid nam, zag ik Sofie verderop op een terras zitten, verdiept in haar dagboek. Ze moest ons zijn gepasseerd toen we in de bar waren, zonder dat we het merkten.
Het was rond deze tijd dat een andere pelgrim ons benaderde, duidelijk nerveus en gehaast. Hij vroeg waar hij iets te eten kon krijgen, zijn stem trillend van vermoeidheid. Hij was vastbesloten om Finisterra in twee dagen te bereiken, ondanks de immense afstand die hij nog voor zich had. Terwijl ik naar zijn verhaal luisterde, voelde ik een mengeling van bewondering en medelijden. Na een korte pauze vertrok ik alleen, met mijn waterflessen goed gevuld, de zon brandde nu fel aan de hemel.
De middag bracht ons door open landschappen, afgewisseld met kleine landbouwwegen. Toen ik Santa Mariña naderde, begon ik te zoeken naar een plek om de nacht door te brengen. Uiteindelijk vond ik een stel banken bij een waterkraan, waar ik besloot te rusten. Een groep vrouwen was bezig met een yogasessie, hun gracieusheid en concentratie waren bijna hypnotiserend. Ik pakte mijn brood uit en begon te eten, terwijl ik toekeek hoe ze zich in complexe houdingen vouwden, hun lichamen de perfecte balans tussen kracht en flexibiliteit.
Plots verscheen Sofie naast me, haar aanwezigheid verraste me. “Je liet me schrikken,” zei ik lachend.
“Sorry,” antwoordde ze zacht, haar ogen twinkelend. “Ik slaap in een Albergo, een paar honderd meter verderop. Ik ga ervan uit dat ze een bed voor mij hebben.”
Ik knikte, gerustgesteld door haar woorden. Terwijl ze verder ging, bleef ik alleen achter, de rust van de avond omarmend. De zon zakte langzaam aan de horizon, de lucht kleurde in tinten van oranje en paars. In de stilte van het moment voelde ik een diepe verbondenheid met de natuur, en met mijn reisgenoten.
Terwijl de avond viel en de sterren verschenen, legde ik mijn hoofd neer op de tafel. De vermoeidheid van de dag overmande me snel, en ik viel in een diepe, vredige slaap, met de gedachte aan Sofie en Enrico in mijn hoofd. De Camino had ons levens vervlochten op een manier die ik nooit had verwacht, en ik wist dat deze reis meer was dan slechts een fysieke tocht; het was een pad naar een nieuwe toekomst, een die we samen zouden ontdekken.
 
 
 
 

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *