Dag 17 Avelãs de Caminho tot Mealhada 13,8 km

De hond van de buren bleef maar blaffen, tot hij uiteindelijk naar binnen werd geroepen en in zijn hok werd gezet. Niemand begreep waarom, ze zagen me niet. Dat was het voordeel van onzichtbaar zijn, je beweegt door de wereld zonder op te vallen. De ochtend brak aan en ik voelde me leeg, maar toch hongerig. Ik at iets kleins en daarna genoot ik van een verfrissende wasbeurt. Het water was koud, en dat gaf me precies de energie die ik nodig had. Net toen ik mijn haar helemaal had ingezeept, hoorde ik iemand de ruimte betreden om waterflessen te vullen. We wisselden een korte groet, hij deed zijn ding en ik ging door met de zeep in mijn haar, alsof het allemaal vanzelfsprekend was.

Met mijn rugzak weer op mijn schouders, stapte ik het asfalt op. Het was dezelfde aaneenschakeling van kleine gehuchten als de dagen ervoor. De lucht leek nog donkerder dan normaal, gevuld met rook van de bosbranden. De mensen die naar Porto gingen, kregen de raad te stoppen. Het werd te gevaarlijk, maar ik liep de andere kant op. Hoewel ik wist dat de branden slechts kleine stukken bos hadden aangetast en snel geblust zouden worden, voelde ik het in mijn ademhaling. Er hing iets onheilspellends in de lucht
.
Hier en daar waagde ik me door bosgebied, maar het voelde deze keer niet goed. Misschien was het de fles brandalcohol in mijn rugzak, bedoeld om mijn kampvuurtje mee aan te steken. Het gaf me een ongemakkelijk gevoel, alsof ik nog dichter bij het vuur stond dan eigenlijk het geval was. Het wandelen viel zwaar vandaag. De warmte drukte op me en de weg leek eindeloos. Pauzes volgden elkaar in hoog tempo op, maar de motivatie om verder te gaan ontbrak. De laatste dagen waren gevuld met het ene dorp na het andere, steden die overgingen in industriegebieden. Het voelde monotoon, zinloos.

Ik besloot dat dit een korte dag zou worden. Op de kaart zag ik een kerk op een heuvel in het dorp Mealhada, omringd door een park. Dat zou mijn eindpunt worden. Het wandelen ging stroef, de wegen waren druk en de stoepen onvoorspelbaar. Soms waren ze er, soms waren ze ineens aan de andere kant van de weg. Ik moest goed opletten welke bocht ik nam, anders zou ik mijn broek aan een voorbijrazende auto verliezen.

Toen ik Mealhada bereikte, zocht ik een bank uit achter een hoge struik en dichtbij een lantaarnpaal. Het voelde veilig, beschut. Het was een rustige plek, afgezonderd van de rest. De avond viel snel en de lichten gingen aan. Het was tijd om mijn slaapplaats klaar te maken. Ik koos voor een brede bank, waar ik mijn rug tegen de rand kon leggen. Beschermd langs één kant, diep in mijn slaapzak, zou ik ongestoord kunnen slapen. Het licht van de lantaarnpaal zou geen invloed op me hebben.

Terwijl ik in slaap viel, voelde ik een rust over me heen komen die ik in dagen niet had gevoeld. Dit was een korte dag, en dat was precies wat ik nodig had. Wat er morgen zou komen, zag ik dan wel weer. Hier zou niemand me lastigvallen. Hier was ik veilig, onzichtbaar voor de wereld.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *