Dag 137 van Préchacq-Josbaig tot Roquiague 16,2 km

Het was een onrustige nacht. Ik moest verschillende keren opstaan om naar het toilet te gaan, maar telkens als ik weer in mijn slaapzak kroop, viel ik snel terug in slaap. Toch voelde ik me rusteloos, alsof er iets in de lucht hing dat ik niet helemaal kon plaatsen. Om zes uur hoorde ik Daniel al rommelen met zijn bagage. Hij maakte zich klaar om te vertrekken en ging naar boven om iets te eten. Ik bleef nog even liggen, het geluid van zijn stappen dof boven me, terwijl ik mijn gedachten de vrije loop liet. Tegen half zeven besloot ik mijn gsm erbij te pakken, bladerend door berichten, maar niets kon me echt boeien.

Rond kwart over zeven wist ik dat ik het niet langer kon uitstellen. Ik sloeg mijn slaapzak opzij, pakte mijn tas en sleepte mezelf naar de refter op het eerste verdiep. De tafel stond al gedekt en, net zoals gisteren, stonden er kleine verrassingen klaar: bemoedigende boodschappen in het Nederlands op servetten, en een medaillon van Lourdes als stille getuige van een diepere verbinding. Twee madeleintjes lagen verstopt onder een omgedraaide kop, alsof ze alleen voor mij verborgen waren, wachtend om gevonden te worden. Terwijl ik koffie maakte en het brood begon te snijden, hoorde ik de deur opengaan.

Daar stond Marie, haar ogen glinsterend van de ochtendzon die net door de ramen begon te stralen. “Hugo is croissants gaan halen,” zei ze met een glimlach, “voor ons allemaal.” Ik knikte en glimlachte terug, voelde iets warms in me opwellen. Er was iets aan haar stem, de manier waarop ze mijn naam zei, dat me altijd een beetje deed haperen. Terwijl we op Hugo wachtten, bespraken we onze route. De woorden gingen langs me heen, maar de blik in haar ogen bleef me boeien. We zouden samen verdergaan, zij en Hugo naar Oloron-Sainte-Marie, en ik… wel, ik wist het nog niet zeker.

Hugo kwam al snel terug met de croissants, en samen genoten we van het ontbijt. Het was eenvoudig, maar de momenten die we deelden maakten het speciaal. We lachten om kleine dingen, wisselden verhalen uit over onze eerdere reizen, over ontbijtculturen en onze favoriete plaatsen. Toch was het vooral Marie’s aanwezigheid die me in haar ban hield. Haar lach vulde de ruimte, en elke keer dat onze blikken kruisten, voelde ik een spanning die ik moeilijk kon negeren. Na het ontbijt gaven zij nog een donatie en kregen hun stempel. Ik wist dat ons moment samen snel voorbij zou zijn.

Armand, die we dachten al vertrokken te zijn, kwam plots tevoorschijn. Marie en Hugo hadden net genoeg tijd om hem gedag te zeggen voordat hij zich haastte voor zijn dienst in de bergen. De klok tikte door, en ik wist dat het afscheid nabij was. We vertrokken een voor een. Ik nam snel een foto van hun namen, alsof dat genoeg zou zijn om hen vast te houden in mijn geheugen, vooral haar. De weg die ik daarna volgde voelde anders. Elke stap voelde zwaarder, alsof ik iets achter me had gelaten dat ik nog niet helemaal kon plaatsen.

De dorpen Buzy en Buziet lagen op mijn route. In Buziet kon ik het niet laten om even een kerk binnen te stappen. De stilte van de ruimte contrasteerde met de storm in mijn gedachten. Ik nam een pauze van twintig minuten, niet omdat ik het nodig had, maar omdat ik de tijd wilde rekken. Terwijl de zon buiten fel scheen, voelde ik de schaduw van wat ik had kunnen zeggen, wat ik had kunnen doen. Maar ik had niets gedaan, niets gezegd. En nu was ze weg.

De rest van de dag was een mix van zon, bos, en het slaan op dazen die me probeerden te prikken. In het gehucht Banlieue Sainte-Croix vond ik een klein pleintje met een bank. Een camper stond al geparkeerd, en voordat ik het wist, raakte ik aan de praat met de mensen erin. Ze waren vriendelijk en brachten me eten – een tomaat, pruimen en cake. Maar zelfs met die kleine gebaren, zelfs met het koele briesje dat mijn huid streelde, voelde ik een leegte die ik niet had verwacht.

Die avond, nadat ik mijn voeten had gewassen en met lavendelolie had ingesmeerd, maakte ik mijn bed klaar onder de open hemel. De sterren boven me flonkerden, maar mijn gedachten bleven bij haar. Bij die ochtend, die paar momenten, waarin alles mogelijk leek.

Ik vroeg me af of ze nu aan me dacht. Of haar gedachten, net als de mijne, nog ergens rond die tafel zweefden, tussen de croissants en de warme koffie. Misschien zou de dag van morgen antwoorden brengen, of misschien was dit gewoon een van die verhalen die zich in stilte zou afspelen, een onverwachte ontmoeting die me altijd bij zou blijven.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *