Dag 135 van Arudy tot Banlieue Sainte-Croix 17 km

Vanuit mijn slaapzak, aan de rand van het veld, keek ik uit over het glooiende landschap. De schemering kleedde de heuvels in zachte tinten, alsof de natuur me op haar eigen manier goedenacht wenste. Ondanks de schoonheid van het uitzicht voelde ik de jeuk aan mijn handen en voeten. Kleine rode bultjes verrieden waar insecten hun sporen hadden achtergelaten. Buiten slapen bracht nu eenmaal z’n ongemakken met zich mee, maar dat nam ik voor lief. De frisse lucht, de sterrenhemel en de kalmte van de nacht boden meer dan genoeg in ruil. Na een lange, ononderbroken slaap voelde ik me nog steeds loom. Ik had verwacht uitgerust te zijn, maar mijn lichaam smeekte nog om rust. Helaas was er geen brood meer, dus besloot ik om het eenvoudig te houden met cornflakes. Zonder melk smaakte het wat flauw, maar ik mengde het met wat water en at het langzaam op, hapje voor hapje, alsof elk lepeltje een kleine overwinning was op de honger die aan me knaagde. Met een slok water spoelde ik het weg. Het was misschien niet veel, maar het gaf me net genoeg energie om de dag te beginnen. De weg naar Oloron-Sainte-Marie voelde lang, maar ik was vastbesloten om een bakker te vinden. Onderweg passeerde ik de eerste kerk, waar weinig te zien viel, behalve het adembenemende uitzicht over de vallei. De wereld voelde hier zo groot, zo wijds, dat ik me even heel klein voelde. Bij de tweede kerk stond Daniel bij de voordeur, net zoals ik me hem herinnerde. We wisselden een paar woorden uit, hij was op weg naar L’Hôpital-Saint-Blaise, en ik vroeg me af of onze wegen elkaar later weer zouden kruisen. Toen ik eindelijk de bakker vond, voelde ik een kleine triomf. Ik kocht een vers brood, rook het warme aroma en vond een bankje om ervan te genieten. Elke hap voelde als een beloning, iets stevigs in mijn maag om de rest van de dag mee te kunnen trotseren. De dag bracht me langs eindeloze asfaltwegen, een patroon dat zich leek te herhalen. Maar Moumour, het eerste dorpje dat ik tegenkwam, gaf me de rust die ik nodig had. Terwijl ik op een muurtje bij het gemeentehuis zat, zag ik een klein voedingswinkeltje aan de overkant. De verleiding om iets te kopen was groot, maar nog voor ik de kans kreeg om naar binnen te gaan, kwam een vriendelijke man naar me toe. Hij vertelde me dat de dame van de winkel me graag een kop koffie wilde aanbieden. Dankbaar nam ik de uitnodiging aan en ging zitten op een bankje buiten, wachtend op de warmte van een vers gezette koffie. Niet alleen kreeg ik koffie, maar ook een stukje abrikozentaart met een zachte puddingvulling. De eenvoud van dat moment, zittend aan een tafeltje, omringd door de geur van versgebakken taart en koffie, maakte dat ik mijn zorgen voor even vergat. In het gouden gastenboek van de winkel probeerde ik wat Franse woorden te schrijven, een klein bedankje voor haar vriendelijkheid, al voelde het gekunsteld zonder internet om mijn grammatica te checken. De dame, die net haar 72e verjaardag vierde, vertelde me over het dorp van vroeger—hoe er ooit een bakker, een kruidenier en een bar waren geweest. Nu was zij degene die de herinneringen aan die tijd levend hield. Met een warm gevoel in mijn hart vervolgde ik mijn weg naar het volgende dorp, nog steeds over natte wegen van de eerdere regen. De geur van regen op asfalt bleef me bij, en bij de boerderij van Orin zag ik een bord waarop pelgrims werden uitgenodigd voor een pauze. De eenvoud van het aanbod ontroerde me: koffie, thee, of een drankje in de schuur, een plek van rust voor vermoeide reizigers zoals ik. Ik maakte een kop thee, at een zachte madeleine, en luisterde naar het verhaal van de boerin over hun ganzenkwekerij. Het leven leek hier eenvoudiger, maar ook rijker, gevuld met de warmte van menselijke connecties en de trots op handwerk. Toen ik verder liep naar Préchacq-Josbaig, besloot ik te stoppen bij de kerk die iets buiten de route lag. De plek voelde als een veilige haven, met een overdekt terras en water om me op te frissen. Ik spande een waslijn en zette mijn slaapplaats op. De kerk bood me alles wat ik nodig had: beschutting, stilte, en een gevoel van geborgenheid. Na wat opzoekwerk ontdekte ik dat de jeuk aan mijn handen en voeten waarschijnlijk door uitdroging kwam. Ik had de afgelopen dagen te weinig gedronken, vooral omdat het weer koeler was geworden. Ik smeerde wat lavendelolie op de jeukende plekken en voelde onmiddellijk verlichting. Nu ik wist wat de oorzaak was, kon ik er beter op letten en maatregelen nemen. Met mijn bed geïnstalleerd en mijn avondmaal—een simpele maar heerlijke spaghetti—klaargemaakt op mijn kleine brander, genoot ik van de rust die over me heen daalde. De thee dampte nog na terwijl ik mijn laatste hap nam, en tevreden kroop ik in mijn slaapzak. De sterren boven me twinkelden zachtjes, als een stille belofte van rust. Klaar voor een nieuwe dag, sloot ik mijn ogen en liet de wereld om me heen in stilte verdwijnen.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *