Na een goede nachtrust opende ik mijn ogen net voordat de eerste zonnestralen de kamer vulden. Er hing nog een serene stilte in de lucht, alsof de wereld zichzelf voorzichtig aan het ontwaken was. Ik stond op en genoot van een eenvoudig maar bevredigend ontbijt. Mijn rugzak was al ingepakt, en het gaf me een gerust gevoel te weten dat ik vroeg aan mijn reis kon beginnen. De lucht buiten was grijs, en af en toe vielen er kleine druppels regen. Ik besloot alles goed in te pakken tegen de dreigende regenval en zette mijn eerste stappen op wat een lange, maar betekenisvolle dag zou worden.
De weg leidde me langs stille asfaltwegen en door verlaten landbouwpaden. De geur van natte aarde en het zachte geluid van miezerregen omarmden me als een rustige metgezel. Na enkele uren bereikte ik de gemeente Bruges. Op het dorpsplein zag ik een kleine bakkerij met een uitnodigende geur die me naar binnen trok. Een lokale bewoner glimlachte vriendelijk naar me, en ik liet hem voorgaan terwijl ik even rondkeek. Twee broden en een klein blik fruitcocktail waren mijn keuze, een eenvoudige maaltijd voor onderweg. Bij het afrekenen vroeg de jonge vrouw achter de toonbank of ik een pelgrim was, en toen ik dat bevestigde, ontstond er een kort en hartelijk gesprek. Voordat ik vertrok, reikte ze me nog een warme chocoladekoek aan. Ik nam het aan met een glimlach, dankbaar voor de vriendelijkheid die me overal leek te volgen.
Met het brood stevig in mijn rugzak en de smaak van chocolade nog op mijn lippen, zette ik mijn reis voort. Net buiten Bruges liep ik langs een prachtig, ommuurd kasteel. De regen viel nu harder, en toen ik de nationale weg overstak en het zigzaggende pad naar boven volgde, voelde ik hoe de keien onder mijn voeten spekglad werden. Het pad was zwaar en uitdagend, vooral nu het water het landschap onverbiddelijk modderig maakte. Elke stap was een inspanning, maar ik zette door, zwetend door de fysieke uitdaging en met de regen die mijn huid verkoelde.
De afdaling was nog zwaarder; de modder maakte het moeilijk om grip te houden. Grote poelen water versperden het pad, en ik moest meerdere keren zoeken naar een droge weg eromheen. Maar ondanks alles voelde ik een bepaalde voldoening in de strijd tegen de elementen. Na een reeks klimmetjes en dalingen bereikte ik het dorp Saint-Colome, waar ik een korte rustpauze nam aan de voet van de kerk.
Op dat punt stonden er twee routes voor me open, en ik besloot de weg door Arudy te nemen. De route was echter niet zonder hobbels; op een gegeven moment bevond ik me aan de verkeerde kant van het pad en moest ik een omweg maken. Uiteindelijk vond ik mijn weg terug, langs een mountainbikepad dat me over een rivier leidde en rechtstreeks naar het hart van het dorp. Daar, vlakbij de kerk, zag ik het bord van de pelgrimsopvang.
Het was een eenvoudige plek, en ik voelde me een beetje verloren toen ik aankwam. Er was niemand om me te verwelkomen, en de stilte van de opvang gaf me het gevoel alsof ik een ongeziene gast was. Toch schreef ik mijn naam in het gastenboek, koos een bed uit—sommige waren vochtig door de regen, maar ik vond een droog plekje—en keek wat rond in de keuken. De kasten waren goed gevuld, maar ik besloot te wachten op de hospitalier, zoals dat gebruikelijk was in plaatsen zoals Lourdes.
De middag ging kalm voorbij. Ik deed een dutje op het bed en ging later naar de lokale winkel om wat boodschappen te halen. Terug in de opvang dronk ik een kop koffie, en toen de avond viel, kwam er een priester binnen. Zijn naam was Armand Paillé, en we raakten al snel in gesprek. Hij sprak met een zachte, maar krachtige stem, en vroeg me op een gegeven moment of hij mijn voeten mocht wassen. Verrast door het voorstel aarzelde ik even, maar stemde uiteindelijk toe. Het ritueel was eenvoudig, maar had een diepe impact op me. Mijn voeten werden grondig gewassen en gezegend met kruissteken, waarna hij ze met een zachte kus afsloot.
We spraken daarna nog lang door. Hij vertelde me over de kracht van het accepteren van hulp, zelfs als je denkt dat je het niet verdient of als je vindt dat een ander het meer nodig heeft. Zijn woorden raakten me, vooral toen hij een verhaal deelde over hoe hij ooit de hulp van een arm gezin had geweigerd, denkend dat zij het meer nodig hadden. De moeder van het gezin had hem toen gezegd: “Is een geschenk van een arme persoon minder waard dan dat van een rijke?” Het was een les in nederigheid en dankbaarheid, die ik diep in mijn hart voelde.
Zijn advies om het verleden te vergeven en niet vast te houden aan schuld, kwam op precies het juiste moment. “Schuldgevoel,” zei hij, “helpt niet voor de toekomst; het dient alleen als een herinnering dat je het anders kunt doen.” Zijn woorden gaven me een rust die ik al lange tijd niet had gevoeld.
Moe maar voldaan, kroop ik uiteindelijk in mijn bed. Ik had me niet gewassen, maar het leek niet uit te maken. Mijn geest voelde schoon, mijn hart verlicht. Terwijl ik onder het laken kroop, hoopte ik op een nacht vol zachte, fijne dromen—klaar voor de volgende dag, en alles wat deze pelgrimsreis me nog zou brengen.