Het was opnieuw een koude nacht, met een open hemel die bezaaid was met een prachtige sterrenhemel. De glinsterende sterren leken als diamanten verspreid over het donkere doek van de nachtelijke lucht. ‘s Ochtends ontwaakte ik met de dauw die mijn zeil had omhuld, waardoor het vochtig aanvoelde. Ik moest het zeil aan de buitenkant van mijn rugzak vastmaken, aangezien het te nat was voor de binnenkant. De dichte mist belemmerde mijn zicht tot slechts vijftig meter voor me. De zon probeerde wanhopig door de nevel heen te breken, maar het leek een eeuwigheid te duren voordat haar stralen de aarde konden bereiken.
Pas tegen de middag slaagde de zon er eindelijk in om door de mist heen te breken en verspreidde ze een aangename warmte over het landschap. Het was eigenaardig om te zien hoe ik slechts in mijn hemd liep, terwijl de Italianen die ik passeerde nog steeds goed ingeduffeld waren tegen de kou. Ik kwam echter niemand op hetzelfde pad tegen tijdens dit deel van het pad.
Ik besloot weer langs de rivierkant te gaan slapen om geen aandacht te trekken van de huizen aan de overkant. Tijdens de avondmaaltijd genoot ik van een kom dampende kippensoep met pasta, vol met kleine sterretjes die mijn maag vulden en me verwarmden van binnenuit.
Met mijn GSM bijna leeg en de batterij volledig uitgeput, besefte ik dat het tijd was om ergens te stoppen en mijn telefoon op te laden. Het was een herinnering aan de moderne wereld die altijd een plekje vindt, zelfs in de meest afgelegen hoeken van de natuur.