De wind is nogal hard, met snelheden van 30 km per uur. Gelukkig ligt de wind achter mijn rugzak, wat de windstoten opvangt. De gevoelstemperatuur is enorm gezakt. De 11 graden die men voorspelde, voelt eerder als 7 graden aan. Ik slaap met mijn fleece goed ingeduffeld.
De volgende ochtend is het nog steeds koud als ik wakker word om 6 uur. Ik trek mijn lange broek aan en hou mijn fleece aan. Ik maak noedels warm voor een goede maaltijd en eet ook een deel van het brood met choco.
Tegen 7 uur ben ik weer op de baan. Het is steeds stijgen, maar niet zo steil als anders; het gaat geleidelijk aan op de brede wegen. De wind is op zekere momenten heel hard en als ik niet stevig op de grond sta, kan hij me omver blazen.
We passeren de eerste heuvel, Col de Serviès, op 838 meter. Na deze col is de weg minder breed en is er een groene zone in het midden van de weg. Dit is veel gemakkelijker om te belopen met mijn sandalen. Mijn linkervoet doet pijn in het midden. Ik neem een pauze om te kijken wat er precies aan de hand is. Ik zie dat het eelt niet volledig verwijderd is, dus begin ik met het vijltje op de zijkant van mijn mes te schrapen over deze plek. Ik kan de oppervlakte van het eelt verminderen en het wandelen gaat beter, hoewel er nog een pijnpunt blijft dat ik later moet aanpakken.
We maken een boog om de heuvel Mont Agut, die op 1022 meter ligt. Het pad blijft stijgen, maar eenmaal voorbij deze heuvel begint een lichte daling. Het pad wordt eenmanspad door de dennenbomen, wat zachter loopt, maar ik moet oppassen dat ik niet te snel ga. Ik zet me langs de kant en doe een dutje. Het doet me goed en mijn voeten kunnen even rusten.
Bij Col de la Font steken we een asfaltweg over om dan terug het bos in te gaan. Hier blijft de weg steeds dalen over een eenmanspad. Het onkruid is hier juist gemaaid, wat gelukkig is, want anders zou het moeilijk begaanbaar zijn.
Tot Mècle is het een grote afdaling, van ongeveer 900 meter naar 400 meter. Een jonge trekker passeert me met ongelooflijke snelheid, ik hoor hem amper goeiedag zeggen of hij is al uit zicht. In het dorp is er geen enkele winkel, ik moet hiervoor verder gaan naar Saint-Gervais-sur-Mare, nog ongeveer 4 kilometer verder. Ik vul mijn waterflessen en neem dan de weg naar het volgende dorp.
Ik ben niet gehaast, maar weet dat de winkels pas om 16:30 open gaan. In Saint-Gervais-sur-Mare is er een bakker en een kruidenier. Ik kom aan en zie dat ze nog gesloten zijn. De bakker is gesloten en blijft op woensdag gesloten. Ik begeef me naar de kerk, waar iemand op het orgel speelt. Na een tijdje komt hij naar beneden en ik vraag hem of hij weet waar ik kan overnachten. Hij weet het niet precies, maar stuurt me door naar het museum, waar ik informatie kan krijgen over het dorp.
Een andere pelgrim komt de kerk binnen. Hij heeft alles opgegeven en wandelt naar Rome. Hij bedelt voor zijn eten en heeft geen inkomen. Hij belt aan verschillende huizen aan om te vragen of ze zijn pasta kunnen koken. Soms krijgt hij een volledige maaltijd, soms alleen gekookte pasta. Voor het slapen vindt hij steeds een schuilplaats, want hij heeft geen tent of zeil. Hij wandelt gemiddeld 20 à 30 km per dag en heeft veel minder bagage mee. Dit zet me aan het nadenken over mijn eigen bagage.
Ik ga naar het museum en vraag of ze een plaatsje voor me hebben. Ze bellen een dame waar ik in de tuin zou kunnen logeren, maar helaas blijft zij niet thuis en er zijn werkzaamheden bezig op de plaats waar ik zou kunnen slapen. Ze zeggen dat ik kan slapen bij de overdekte wasplaats, waar ook toiletten zijn. Ik ga naar de winkel voor enkele aankopen. Bij het afrekenen vraag ik de dame of zij niemand kent die me kan helpen. Ze stelt voor dat ik terug naar het museum ga en zegt dat zij mijn verblijf in de gemeentelijke opvang zal betalen. Ze gaat met me mee en het is geregeld. Normaal gezien komt er nog iemand. Ik krijg de sleutel en kan me installeren.
Het is iets na 18 uur. Ik ga terug naar de winkel om groenten te kopen, want er is een fornuis met de nodige potten. Ik koop een ui, drie grote wortelen, twee grote aardappelen en ook een lang houdbaar brood. Bij de kassa bedankt ik de dame nogmaals. Ze zegt dat ik de groenten en het brood gratis mag meenemen. Ze is heel gelovig en gunt het me, haar mening is dat ze later wel de vruchten zal plukken van haar goede daden. Ik bedank haar hartelijk.
Terug in de opvangplaats maak ik wortelen met aardappelen klaar. Ik heb geen zout, maar het smaakt ook zo goed. Ik maak eerst verschillende koppen thee en daarna een kan koffie.
Ik sorteer mijn materiaal in mijn rugzak. Ik moet het iets lichter maken en een selectie maken. Na de winter doe ik afstand van mijn kacheltje, een kookpan en wat kleding die ik niet meer schoon krijg. Ook enkele zaken die ik deels gebruikt heb, gooi ik weg. Het heeft geen zin om alles bij te houden. Ik werk mijn dagboek bij, doe de afwas en ga slapen. Ik neem ‘s morgens vroeg liever een douche, zodat ik opgewekt op pad kan gaan. De andere persoon komt niet opdagen, dus slaap ik hier alleen in het hele gebouw. Dit vind ik prettig, want ik kan organiseren wat ik doe en hoe ik het doe.