

De Camino schreeuwde om aandacht, een pad dat zoveel pelgrims voor me hadden bewandeld, een weg die de ziel zuiverde. Maar die verdomde kasseien… De oneffen, ruwe stenen staken uit de grond alsof ze me wilden testen, mijn voeten telkens opnieuw uit balans brachten. Het leek alsof ze kwaadaardig waren neergelegd, bedoeld om mijn geduld te tarten. Toch liep ik door, mijn lichaam als vanzelf navigerend over de ruwe weg naar Barcelos, waar ik eindelijk de maagzorg kon aanpakken die me de hele ochtend had beziggehouden.
Eerst moest ik echter een stuk van de grote baan volgen, wat hier geen gemakkelijke opgave was. Geen paden voor voetgangers, in tegenstelling tot Spanje waar pelgrims met brede paden werden begroet. Hier raasden de auto’s vlak langs me heen, soms angstaanjagend dichtbij. Het voelde alsof ik me op het randje van de wereld bevond, balancerend tussen veiligheid en gevaar. Maar zodra de weg rustiger werd en ik het stadscentrum naderde, ademde ik dieper in. De stad zelf, Barcelos, was prachtig verzorgd, met standbeelden die de geschiedenis eerden en brede voetpaden vol met banken die uitnodigden tot rust.
Ik installeerde me op een van de banken voor het toeristenkantoor en wachtte geduldig op de videoconferentie met mijn therapeut. Het gesprek verliep vlot, en ik voelde me opgelucht dat ik mijn hart kon luchten. De twijfels over de toekomst, de zorgen die me soms ’s nachts wakker hielden, ik kon ze allemaal kwijt. Het voelde goed om alles te delen met iemand die niet oordeelde, die er alleen was om te luisteren en me subtiel in de juiste richting te wijzen. Het was geen dwingende raad, maar meer een zachte fluistering in de wind die me aanmoedigde om mijn eigen keuzes te maken.
Na het gesprek hervatte ik mijn tocht, vol nieuwe gedachten die door mijn hoofd zoemden. Terwijl ik verder liep, wist ik dat de weg de chaos in mijn gedachten zou ordenen, zoals hij altijd deed. Steden waren niet echt mijn ding. Hoewel Barcelos mooi was, voelde ik me meer thuis op de rustige, verlaten paden. Steden konden zo onpersoonlijk zijn, de mensen haastig en afstandelijk. Ik stak de brug over en vond mijn weg terug naar de grote weg, maar niet voor lang.
De route nam me mee langs kleine wegen, door de heuvels begroeid met dennen en eucalyptus, en ik passeerde het dorp Pereira. Na een korte klim vond ik mezelf weer op de hoofdbaan, maar het duurde niet lang voordat ik opnieuw een veldweg insloeg, weg van de drukte. De rust en eenvoud van de landbouwvelden omarmden me, en ik genoot van de stilte.
In het midden van het traject vond ik een rustplaats, compleet met banken en tafels, zelfs fietsstallingen. Ik zette me aan een tafel en besloot de kip te bakken die ik deze ochtend had gekocht. Het geluid van de sissende kip in de pan vulde de lucht, en ik verdeelde het vlees in twee porties – één voor nu en één voor morgen.
De wind was hard geweest tijdens het koken, maar opeens ging het liggen. De stilte voelde bijna magisch. Ik besloot dat dit mijn kampplaats zou zijn voor de nacht. De tafel was breed genoeg, ideaal om op te slapen zonder eraf te rollen. Ik installeerde me snel, mijn slaapzak en matje zorgvuldig uitgevouwen. De hemel was helder, de sterren verschenen één voor één, als oude vrienden die me gezelschap kwamen houden.
De nacht viel, en in de rust van de natuur, voelde ik me beschermd en vervuld. De Camino gaf me meer dan alleen een pad om op te lopen. Het gaf me antwoorden, rust, en misschien, heel misschien, een vleugje romantiek in de stilte van de nacht.