In de vroege ochtend, terwijl de regen gestaag neerdaalde en de wind zachtjes over de paden blies, begon ik mijn dag. Het geluid van druppels die op het trottoir vielen, vermengde zich met het gekraak van mijn regenkleding terwijl ik me voorbereidde op een nieuwe dag op de weg. Met mijn rugzak stevig op mijn rug trok ik de capuchon van mijn regenjas strak om mijn gezicht en zette ik mijn tocht voort.
Mijn eerste stop was de lokale kerk van Boretto, waar ik hoopte even te kunnen schuilen voor de regen. Maar na slechts een half uur moest ik weer vertrekken, want de hulppriester was van plan de kerk te sluiten. Voordat ik vertrok, wilde ik nog snel iets achterlaten voor de vriendelijke hulppriester, dus schreef ik een kort bericht in het Grootboek dat altijd in de kerk lag. Het voelde goed om iets achter te laten als dank voor zijn gastvrijheid, zelfs al was het maar een eenvoudig woord van waardering.
Verderop in het dorp stopte ik bij een lokale bakkerij en kocht ik twee versgebakken broden. Terwijl ik daar was, raakte ik verwikkeld in een levendige conversatie met de bakker en andere klanten in de winkel. Het leek alsof de hele plaats vervuld was van een sfeer van opwinding en warmte, ondanks het grijze weer buiten.
Toen de regen intenser werd, zocht ik samen met een kat schuil in een beschutte doorgang. De kat zat knus in haar droge hoekje, terwijl ik mezelf probeerde warm te houden in mijn doorweekte kleding. Het was een strijd tegen de kou en de elementen, maar ik wist dat het deel uitmaakte van het avontuur dat ik was aangegaan.
Na een tijdje besloot ik mijn tocht voort te zetten langs de oevers van de Enza, een rivier die me verder zou leiden op mijn reis richting Parma. Het landschap om me heen was doordrenkt van regenwater, met hectaren aangeplante bomen die langs de oevers stonden en deels onder water. Veel van de huizen die ik passeerde leken verlaten en verwaarloosd, als stille getuigen van een vergeten verleden.
Uiteindelijk vond ik een afgelegen plekje langs de rivier om te rusten voor de nacht. Aan de kant van de rivier onttrokken aan de huizen en achter de dijk. Wind blies door de bomen, liet ik mezelf langzaam wegzakken in een rustige slaap, wetende dat ik morgen weer verder zou trekken, op zoek naar nieuwe avonturen en ontmoetingen op mijn reis.