Dag 1 Santiago de Compostela tot Milladoiro

Met een brok in mijn keel en loodzware voeten nam ik afscheid, al voelde het allesbehalve definitief. De gedachte aan de eindbestemming bleef aan me knagen terwijl ik mijn rugzak weer op mijn schouders hees en me op weg begaf naar Fatima. Het was een van die doelen die ik me had voorgenomen toen ik besloot op pelgrimstocht te gaan. Nu ik hier in deze prachtige omgeving was, voelde ik de drang om nog een heilige plaats te bezoeken sterker dan ooit.

De nacht had de stad al in zijn greep toen ik langs de grote baan liep, omringd door talloze winkels, waarvan de etalages donker en verlaten waren. Het was vreemd om deze doorgaans bruisende straten zo stil te zien. Het was moeilijk om mijn weg te vinden in de duisternis, vooral omdat ik in de tegenovergestelde richting van de menigte liep. Mijn gedachten draaiden in het rond terwijl ik probeerde te bedenken waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe moest. De blauwe pijlen, die normaal gesproken de pelgrims de weg wijzen, in de omgedraaide richting, waren nauwelijks zichtbaar in de schaduwen van de nacht.

Ik bereikte een snelweg waar ik onderdoor moest. Hier verliet ik de hoofdbaan en begon te zwerven tussen de netwerken van wegen en kruispunten. De massieve asfaltstroken boven me bleven maar komen en gaan, als een eindeloos labyrint waarin ik telkens weer opnieuw mijn weg moest vinden. Het voelde alsof ik vastzat in een web van wegen, zonder echt vooruitgang te boeken.

Midden in deze wirwar van kruisingen ontdekte ik een klein veldweggetje, nauwelijks zichtbaar tussen de bomen. Het leek me een ideale plek om even te ontsnappen aan het geknetter van de grote wegen. Zonder te aarzelen volgde ik het pad, weg van het lawaai en de uitlaatgassen, en vond een klein stukje grasland bedekt met herfstbladeren. Het was een verborgen plek, verstopt in de schaduw van de bomen, waar alleen de lokale bevolking soms langskwam.
Ik zette mijn rugzak neer en installeerde me zo comfortabel mogelijk. De dreiging van regen hing in de lucht, dus zorgde ik ervoor dat mijn spullen goed beschermd waren. Toch leek het alsof de hemel medelijden met me had; waarschijnlijk zou het droog blijven vannacht. Terwijl ik daar lag, omringd door de zachte fluistering van de bladeren in de avondwind, voelde ik de spanning langzaam van me afglijden. Het ritselen van de bladeren boven me had iets kalmerends, bijna hypnotiserends, en zonder dat ik er erg in had, dommelde ik langzaam in slaap.

Mijn gedachten, die nog even aan het afscheid hadden gehangen, vervaagden in de stilte van de nacht. Het was een eenzame tocht, maar het gevoel van eenzaamheid had iets bevrijdends. Hier, in dit geïmproviseerde kamp tussen de bomen, voelde ik me dichter bij mezelf dan ooit tevoren.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *