
De ochtend begon loom, alsof we nog niet helemaal ontwaakt waren uit een diep, bedwelmend dromenland. Alles ging traag, het inpakken van onze tassen, het verkennen van de nieuwe dag. Maar toen zaten we samen aan het ontbijt, de geur van versgezette koffie mengde zich met de zoete aroma’s van cake en koekjes. Het was niet mijn favoriete maaltijd, deze Spaanse traditie, maar het had iets rustgevends, iets vertrouwds, als een ritueel dat ons verbond met het land waar we doorheen trokken.
Nadat alles gecontroleerd was, waren we klaar om verder te gaan. We lieten een donatie achter voor de gastvrijheid die ons gegund was en namen afscheid van de hospitalier met een warme omhelzing. Daniel, de rustige Zweed, en Enrique, de spraakzame Spanjaard, voegden zich bij ons gezelschap. Met ons vijven zetten we onze tocht voort.
De weg was lang en recht, voornamelijk asfalt met de autoweg altijd ergens op de achtergrond, een constante herinnering aan de snelheid van de wereld om ons heen terwijl wij voetje voor voetje verder slenterden. Af en toe bogen we af naar een landweggetje, waar het stof onder onze voeten opwaaide, alleen om weer terug te keren naar de drukte van het asfalt.
De sfeer onder ons drieën was een beetje bedrukt, wetende dat de weg die we deelden binnenkort uiteen zou lopen. Toch zorgde het gezelschap van Daniel en Enrique voor een welkome afleiding, hun verhalen en grappen hielden ons luchtig, deden ons soms even vergeten wat komen zou.
In Villaviciosa hielden we onze gebruikelijke koffiepauze. Floor had de bestelling geplaatst, maar tot onze verrassing had Enrique in stilte betaald. We spraken met onze nieuwe pelgrimsvrienden over het eten, de lokale tradities, wat we lekker vonden, en wat ons minder aansprak. De eenvoud van het moment, de warmte van hun gezelschap, alles maakte deze kleine pauze bijzonder.
Toen we verder trokken, kwamen we bij de Capilla de San Blas. Hier was het moment daar: onze wegen zouden scheiden. Een dame kwam naar buiten, ze wilde een groepsfoto maken voor haar Instagram, een laatste herinnering aan deze samenkomst van pelgrims. We poseerden, met een lach op ons gezicht en een traan in onze ogen. De woorden “tot straks op de Camino” voelden zwaarder dan ooit, beladen met de onzekerheid van een weerzien dat misschien pas in Santiago zou plaatsvinden, als het al zou gebeuren.
De afscheidswoorden waren moeilijk. Elke stap die we zetten, scheidde ons verder van elkaar, elke omhelzing voelde als een laatste. Met een brok in de keel zwaaiden we totdat we elkaar niet meer konden zien, en de weg ons weer alleen achterliet met onze gedachten. Elk verhaal, elke blik, elke gedachte die we gedeeld hadden, bleef achter als een echo, een herinnering die nu in onze harten gebrand was als een stil watermerk.
Maar de weg riep, en we moesten verder. Ondanks de pijn van het afscheid wisten we dat dit onderdeel was van onze pelgrimage. Het volgen van onze eigen weg, het ontdekken van wie we zijn, wat we missen, wat we hopen te vinden. Elke stap bracht ons dichter bij die realisatie, dat diepe gevoel van verbondenheid met onszelf en met elkaar, zelfs als de wegen ons scheidden.
We slenterden verder, verloren in gedachten, tot we uiteindelijk aankwamen bij het Monasterio de Santa María de Valdediós. Het was een korte wandeldag, gepland door Floor, en het voelde goed om zo vroeg te kunnen rusten. Het klooster was gesloten voor de middag, dus we werden opgesloten op de binnenplaats en aten rustig wat we nog hadden.
Om 15u konden we eindelijk inchecken. Er was al een Kroaat voor ons, een rustige man, want wij hadden geen haast gehad. Voor €20 kregen we een bed, een avondmaal en ontbijt. Het ritueel van het vinden van een bed, douchen en wassen, begon zoals altijd. Floor werkte in haar boekje, met haar mooie tekeningen, terwijl ik op mijn telefoon mijn gedachten noteerde. Twee verschillende werelden, omgekeerd, maar toch op een bepaalde manier verbonden.
Die avond voelde het avondmaal wat tegenvallend, simpel en koud, maar acceptabel naar pelgrimsnormen. De Kroaat bleek aangenaam gezelschap, maar met de Duitse dame klikte het niet. Ik zag aan Floor’s lichaamstaal dat ze er genoeg van had en besloot kordaat de afwas te doen, terwijl niemand anders het merkte. Uiteindelijk nam de Kroaat de taak van haar over, terwijl de Duitse dame doorging met haar verhalen.
Met een tas koffie trok ik me terug op mijn bed en scrolde wat door sociale media, zoekend naar iets dat mijn gedachten van de dag kon verlichten. Maar ondanks alles, ondanks de verschillende emoties die door mijn hoofd spookten, vond ik snel de slaap. Ik keek uit naar morgen, naar wat Floor al gepland had, naar de weg die nog voor ons lag. Het was attent van haar, zoals altijd.
En zo eindigde de dag, gevuld met afscheid en nieuwe beloften, met gemis en hoop, klaar voor wat de nieuwe ochtend zou brengen.
Het was nog donker buiten toen ik opnieuw wakker werd. De stilte van de nacht was gebroken door het zachte geluid van een alarm, gevolgd door gerommel en het zachte tikken van voetstappen. Om vijf uur waren sommigen al vertrokken, op zoek naar het vroege licht van de ochtend. Een van de pelgrims op de grond begon luid te scrollen op zijn telefoon. Het scherpe licht van het scherm scheen recht in mijn gezicht. Weer draaide ik me om, de deken over mijn hoofd getrokken, hopend nog een paar uur slaap te pakken.
Toen de ochtend eindelijk volledig was aangebroken, rook ik de geur van verse koffie die door de kamer zweefde. Het ontbijt stond klaar op de tafels in borden: maïsbrood, confituur, een klein cakeje, en boter. De koffie, sterk en donker, was uit een groot vat te tappen. We aten samen met de Zweed op het terras, waar de frisse ochtendlucht ons langzaam wakker maakte. We wisselden wat woorden uit, maar niet veel, aangezien hij een beetje later zou vertrekken. We zouden elkaar ongetwijfeld weer tegenkomen op de weg, zoals dat vaak gaat met pelgrims.
Met geen haast en nog minder zorgen, vertrokken we als laatsten. De zon scheen al fel toen Jan, zich bij ons voegde. Hij kende Floor, en al snel begonnen ze rustig te kletsen in het Nederlands. Ik voelde meteen dat er iets niet helemaal klopte; ik kon Jan niet goed aanvoelen en besloot mezelf op de achtergrond te houden. Normaal gesproken liep hij sneller dan wij, maar vandaag bleef hij bij ons hangen, wat me de kans gaf om van de omgeving te genieten en me te laten leiden door hun vakkundige navigatie.
Vandaag was bijzonder, omdat het de laatste dag was dat we in deze samenstelling liepen. Floor en ik zouden de Primitivo nemen, en dat maakte de dag toch een beetje speciaal. Wetende dat dit misschien de laatste keer was dat we elkaar de hele dag zouden volgen, voelde ik een lichte melancholie opkomen.
De dames namen om beurten het gesprek met Jan over, maar ik kon nog steeds niet echt hoogte krijgen van zijn gedachten. Wanneer ik zelf probeerde aan te haken, leek het gesprek niet soepel te verlopen, dus gaf ik het op en liet het aan mijn metgezellen over. We volgden kleine aardewegen langs de kustlijn, om verschillende stranden heen, totdat we in La Espasa op de esplanade de Zweed weer tegenkwamen. Hij leek niet eens te merken dat we er waren; zijn ogen waren gesloten en zijn AirPods zaten diep in zijn oren. Hij leek in slaap te zijn gevallen.
Later, tijdens een pauze aan een bar langs de weg, passeerde de Zweed ons opnieuw. Dit keer groette hij ons wel, en bevestigde wat we al dachten: hij was inderdaad in slaap gevallen. We lachten erom en vervolgden onze weg langs de hoofdweg, landinwaarts richting Colunga. Daar deden we wat inkopen en zetten ons tegen de muur van de kerk om onze maaltijd te nuttigen. Wederom probeerde ik een gesprek aan te knopen met Jan, maar het liep niet vlot. Het lag waarschijnlijk aan mij, dacht ik, terwijl ik me in stilte hulde en verder at.
De middagzon brandde fel toen we onze tocht voortzetten, trekkend langs asfaltwegen en de zeldzame paden richting Sebrayu. Maria vertelde dat ze hier ooit met haar vader in een donativo had geslapen, dus besloten we daar naartoe te gaan. Op een kruispunt moest Jan verder, terwijl wij de weg naar de albergo insloegen.
De albergo bleek een gezellige plek te zijn, waar we hartelijk werden verwelkomd. Ik werd zelfs getrakteerd op een biertje, iets wat ik na zo’n dag wel kon gebruiken. We kregen onze bedden toegewezen, douchten ons, wasten onze kleding en maakten ons klaar voor het avondmaal. Tot mijn verbazing was de Zweed er ook. Alle namen stonden netjes op een bord met de bijbehorende vlaggen erachter. Het diner bestond uit een smaakvolle groentenpaella, gevolgd door een broodpudding als dessert, alles weggespoeld met een glas wijn.
Na het eten ging ik naar buiten om even uit te waaien. De Spaanse gesprekken klonken als een melodie in de warme avondlucht. Ik herkende hier en daar een woord, net genoeg om te raden waarover ze spraken. Na een tijdje trok ik me terug en kroop mijn bed in. De dag was lang en intens geweest, en zodra mijn hoofd het kussen raakte, viel ik bijna onmiddellijk in een diepe, droomloze slaap.